Bron: Godsdienst in de Sovjet-Unie (Walter
Kolarz).
De sovjetpers, die zich voornamelijk baseert
op bevooroordeelde mededelingen van vroegere sekteleden, beschrijft de pinksterchristenen en vooral hun predikanten als handige
propagandisten van hun geloof. Waar zij zich ook bevinden, overal doen zij pogingen om hun geloof te verbreiden, ofwel door
middel van persoonlijke gesprekken, ofwel met behulp van brieven die overgeschreven en doorgegeven worden.De pinkstergelovigen
leiden een intensief gemeenschappelijk leven: sommige groepen komen drie keer per week bijeen. Zij brengen deze bijeenkomsten
door met gebed, zang, predikatie en wederzijdse voetwassing, een ritueel die hun bijzonder dierbaar is. Er wordt op hun bijeenkomsten
veel geld ingezameld, waarvan het grootste deel voor evangelisatiewerk is bestemd. De houding van de pinksterchristenen tegenover
het sovjetbewind varieert van passiviteit tot een openlijk negeren, ofschoon de pinksterchristenen in de regel niet zon openlijke
en provocerende vijandschap tegenover de staat aan de dag leggen als de Jehovas Getuigen. Zo proberen zij liever door middel
van listen aan de militaire dienstplicht te ontkomen dan door obstructief verzet en de manier waarop zijn de officiële demonstraties
op 1 mei of op de Gedenkdag van de Oktoberrevolutie boycotten, is van heel rustige en nauwelijks opvallende aard.
Over het algemeen is het regime van zijn kant
geneigd het godsdienstig aspect van de Pinksterbeweging over het hoofd te zien en een overdreven betekenis toe te schrijven
aan haar afkeer van de staat, het leger, de partij, de vakverenigingen en de sovjetopvoeding. Het viel de sovjetpolitie niet
moeilijk om leiders van de Pinksterbeweging in verscheidene delen van het land tot politieke misdadigers te verklaren. In
de tijd van Chroesjtsjev zijn er tegen de pinksterchristenen processen gevoerd in de Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, de Krim,
Litouwen, de provincie Kaliningrad, de streek van Moskou en andere gebieden. De beklaagden werden tot gevangenisstraffen veroordeeld
van maximaal 10 jaar. De predikanten en andere activisten van de sekte die op deze manier onschadelijk gemaakt werden waren
doorgaans moedige mannen die, na onder Stalin lange jaren in werkkampen doorgebracht te hebben, zich niettemin bereid toonden
om onder Chroesjtsjev nieuwe risicos te aanvaarden. De autoriteiten beschuldigden er de pinksterpredikanten niet alleen van
dat zij zich overgaven aan een gevaarlijk religieus fanatisme, dat zij jonge mensen vervreemden van het sovjetleven en dat
zij misdaden bedreven tegen de staat, maar ook dat zij zich te buiten gingen aan allerlei losbandigheid.
Processen en veroordelingen waren niet de enige
middelen waarmee de autoriteiten de Pinksterbeweging tegen het einde van de jaren 50 bestreden. Er werd ook gebruik gemaakt
van het wapen van propaganda. De kranten publiceerden artikelen tegen de Pinksterbeweging; de communistische onderwijzers
in de dorpen organiseerden discussies met boeren van de Pinksterbeweging om hen tot het atheïsme over te halen; voormalige
leden van de sekte werden ertoe aangespoord in het openbaar onthullingen te doen over diverse schanddaden waarbij pinksterpredikanten
betrokken waren. Onder de titel de dode God kwam er zelfs een toneelspel in omloop waarin de god van de pinksterchristenenen
zijn dienaren aan de kaak werden gesteld. Het was voor de communisten niet zo eenvoudig de Pinksterbeweging afdoende te bestrijden.
Voor de Tweede Wereldoorlog was de sekte klein en door atheïstische propagandisten nauwelijks bestudeerd. De snelle verspreiding
van de sekte na de oorlog en vooral na de dood van Stalin plaatste het regime voor verrassingen: zijn agitators waren er niet
op voorbereid met een verschijnsel als de Pinksterbeweging de strijd aan te binden. Zo deed zich bijvoorbeeld in maart 1957
in de stad Cherson het pijnlijke feit voor dat de pinksterchristenen er in slaagden een antigodsdienstige bijeenkomst nagenoeg
te doen mislukken. Een plaatselijke leider van de sekte, die als monteur op de scheepswerf van Cherson werkte, was met een
aantal geloofsgenoten naar de vergadering gekomen. Hij kwam met de vooropgezette bedoeling de atheïstische spreker, een voormalige
orthodoxe seminarist die afgevallen was, in de war te brengen. De pinksterleider luisterde aandachtig naar de antigodsdienstige
lezing en na afloop, toen ook de rondvraag ten einde liep, richtte hij zich tot de spreker:Ik heb nog een vraag te stellen.
U hebt zojuist gezegd dat er geen wonderen bestaan en dat de pinksterchristenen niet in vreemde talen kunnen spreken. U hebt
het nooit meegemaakt, maar als onder ons de Heilige Geest over een van onze broeders of zusters neerdaalt, spreekt die persoon
een onbekende taal zonder zelf te verstaan wat hij zegt. Het was op zichzelf al een sensatie dat een lid van de verachte en
belachelijk gemaakte Pinksterbeweging de moed had een antigodsdienstige propagandist uit te dagen. Maar wat daarop volgde
was nog ongewoner; we willen hier het verslag citeren dat de spreker enkele maanden later zelf van het gebeurde gaf:
'En plotseling begon hij (de pinksterleider)
in een ongebruikelijke taal te spreken. Hij prevelde iets en gesticuleerde alsof hij iemand wou overtuigen. De toehoorders
waren verrast. Er waren ongeveer 800 mensen bij de lezing tegenwoordig. U begrijpt, ze hielden allemaal hun adem in. Ik moet
zeggen dat ik zelf ook even de kluts kwijt was, want iets dergelijks was er in de praktijk van de atheïstische propaganda
nog nooit gebeurd.'
Tenslotte kreeg de spreker zijn tegenwoordigheid
van geest terug en schreeuwde de pinksterleider toe, die zijn optreden toen abrupt beëindigde. Maar het publiek, dat ongetwijfeld
voor het grootste deel uit overtuigde atheïsten bestond, moet wel naar huis zijn gegaan met een sterk gevoel van onbehagen
over de kracht van 'godsdienstige vooroordelen', zoals die in het levende voorbeeld van de pinksterleider en zijn geloofsgenoten
tot uitdrukking was gekomen.
Het is helemaal niet zeker of men er door middel
van intimidatie en propaganda in zal slagen de Pinksterbeweging te onderdrukken. Zelfs een grotere liberalisering van het
sovjetregime zou de pinksterchristenen niet van het toneel verdrijven, want zij bestaan in democratische landen evengoed.