Bron: Godsdienst in de Sovjet-Unie (Walter
Kolarz).
Het is een paradoxaal feit dat de Pinksterbeweging
in de Sovjet-Unie pas een belangrijke religieuze kracht is na haar formele fusie met de doopsgezinden en evangelische christenen.
Oorspronkelijk beperkt tot de Oekraïne en Wit-Rusland,
drong de Pinksterbeweging binnen enkele jaren ook door in veel andere delen van het land. De sovjetpers heeft pinkstergroepen
gesignaleerd in een groot aantal provincies en steden van Europees Rusland. Ook uit menig deel van Azië wordt het bestaan
van pinksterorganisaties gemeld, vooral uit het Altai-Gebied, Kirgizië, Oezbekistan, Kazakstan en de Zeeprovincie van het
Sovjetrussische Verre Oosten. De oorzaak van deze verbazingwekkend ruime verspreiding is tweeledig. Op de eerste plaats zijn
er talrijke bekeringen gemaakt in de werkkampen, waar de gevangenen Oekraïense
en Wit-Russische pinksterchristenen ontmoetten die zich met grote ijver toelegden op de verkondiging van hun geloof en de
verspreiding van bijbelteksten. Na hun vrijlating uit de kampen hebben de bekeerlingen nieuwe organisaties gesticht in nieuwe
streken. Dit bracht ook etnisch een verandering van de situatie teweeg: de Pinksterbeweging was niet langer een overwegend
Oekraïense aangelegenheid, maar omvatte ook een aanzienlijk deel Groot-Russen en bovendien een kleiner aantal Duitsers en
leden van andere nationaliteiten. De sovjetpers beweert dat er zich onder de bekeerlingen van de Pinksterbeweging veel misdadige
elementen bevinden. Maar als dat waar is, dan zijn het in ieder geval bekeerde misdadigers, want de pinksterchristenen stellen
aan hun leden hoge morele eisen.
Op de tweede plaats dankt de Pinksterbeweging haar verspreiding aan de opzettelijke migratie van pinkstergroepen. Aan
dit zwervend bestaan van de pinksterchristenen schijnt een complex van factoren ten grondslag te liggen: 1 daarvan is het
streven om aan de greep van het regime te ontsnappen en naar streken te trekken waar zij onbekend zijn en waar de plaatselijke
autoriteiten misschien nog geen weet hebben van het 'pinkstergevaar'.